De top 7 van de beste boeken van Esther Gerritsen 2024
Esther Gerritsen, geboren op 22 februari 1972 in Deventer, Nederland, is een veelzijdige Nederlandse schrijfster, naast haar eigen boeken schrijft Esther ook voor de televisie en toneelstukken. Ze studeerde Theaterwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en maakte haar literaire debuut in 2000 met de roman “Tussen Kussen en Kruis”. Haar schrijfstijl kenmerkt zich door scherpe observaties, psychologische diepgang en een droge, humoristische toon.
Gerritsen heeft tijdens haar carrière talloze romans en verhalenbundels gepubliceerd, waarvan enkele van de meest opmerkelijke titels zijn “Dorst” (2008), “Superduif” (2010) en “Roxy” (2014). Haar literaire werk heeft haar veel lof en erkenning opgeleverd in Nederland en daarbuiten.
Maar welke boeken van Esther Gerritsen zijn nu aan te raden en zijn het beste en leukste om te lezen? Om hier antwoordt op te geven heb ik een top 7 met de leukste boeken samen gesteld.
De boeken worden uitgebreid beschreven en naast een boekomschrijving vind je hier ook een link van Bol.com. De link geeft veel extra informatie over het boek en via de link kun je het boek eenvoudig en snel bestellen.
Dorst
Als Coco en haar moeder Elisabeth elkaar op een dag bij toeval tegen het lijf lopen, vertelt de moeder tussen neus en lippen door dat ze niet lang meer te leven heeft. Coco voelt zich verantwoordelijk en trekt bij haar moeder in. Terug in het ouderlijk huis pakt Coco haar oude drankgewoontes weer op. Hoelang verdraagt de zieke Elisabeth haar dochter om zich heen?
Gebied 19
De dag na zijn bruiloft wordt Tomas alleen wakker. Zijn vrouw is nergens te bekennen. Wanneer hij de hond gaat uitlaten, zijn de straten angstwekkend leeg. Bij het buurthuis drommen vreemd genoeg de mensen samen. Daar blijkt dat zich op aarde een verandering van ongekende proporties heeft voltrokken. Een verandering die iedereen al had zien aankomen, behalve Tomas.
‘Een oeuvre dat je onnadrukkelijk overrompelend zou kunnen noemen.’ – Het Parool
‘Spaarzaam, helder proza, personages die even waarachtig als potsierlijk zijn.’ – The New York Times over Dorst
Tussen Een Persoon
Op de dag van de verhuizing besluit ze dat ze toch niet gaat. Dat ze wil blijven. Dat er niets mag veranderen. Ze sluit haar vriend op zolder op en praat tegen hem. Hij kan niet bewegen. Ze heeft hem dat onmogelijk gemaakt. Hij kan niet praten. Ook dat heeft ze hem onmogelijk gemaakt. Ze wil hem niet beter leren kennen dan ze al doet. Ze wil hem opnieuw zien. Als vreemde. En ze wil niet verder. Ze wil dat het stopt op het hoogtepunt.
Superduif
Bonnie weet al op heel jonge leeftijd dat ze voorbestemd is om uit te stijgen boven de middelmaat. Op haar tiende springt ze over een tuinhekje, en een aantal seconden blijft ze zweven. Niet veel later ziet ze hoe haar lichaam transformeert tot een gigantische, oerlelijke duif. Ze beseft dat ze nu behoort tot het schaarse gezelschap helden dat onheil kan afwenden en mensen kan behoeden voor ongelukken. Na haar reddingsacties verandert ze altijd weer in het onopvallende meisje dat ze is. Haar omgeving maakt zich zorgen over Bonnies groeiende gekte, behalve haar vriendin Ine, die niet zonder hun vriendschap kan.
Esther Gerritsen (1972) had haar naam als toneelschrijfster al gevestigd toen ze in 2000 debuteerde met de verhalenbundel Bevoorrecht bewustzijn. Ze werd daarmee ook direct gezien als een van de grote jonge talenten op het gebied van proza. Met de twee romans die daarop volgden, Tussen Een Persoon en Normale dagen, bevestigde de auteur de verwachtingen. De Geus publiceerde ook Toneel, een verzameling toneelteksten. In 2008 verscheen haar derde, alom geprezen, roman De kleine miezerige god.
Roxy
Roxy is zevenentwintig als haar man met zijn minnares verongelukt. Ze blijft achter met hun dochter, hun huis, de auto, zijn assistente, de oppas en de schaamte om dit roemloos einde van hun huwelijk. Haar familie ontfermt zich over haar, maar Roxy zoekt geen troost, ze zoekt een vijand.
De terugkeer
Vijf jaar oud was Jennie toen haar vader de hand aan zichzelf zou hebben geslagen. Nu alweer twintig jaar geleden. Zij heeft nooit in die zelfgekozen dood willen geloven. Haar broer Max, die destijds tien was, praat niet graag over vroeger. Maar Jennie kan het verleden niet laten rusten.
Hun vader kijkt vanuit het hiernamaals toe op het leven van zijn dierbaren. Hij heeft de antwoorden op Jennies vragen, maar niemand hoort de doden. En als bij moeder alzheimer wordt geconstateerd, beseft Jennie dat ook zij straks geen antwoorden meer kan geven. Het wordt tijd om de feiten op te graven.
‘Wat denk jij dan?’
Daar kan Max niet op antwoorden. Voor hem telt de waarheid dat het inderdaad tijd was geweest voor zijn vader om te sterven. Die zekerheid bestaat heel kalm en geluidloos in zijn hoofd en hij zal wel gek zijn om die uit te spreken en door zijn zus te laten aantasten met haar tegenargumenten die dan ook hun plek innemen, wortel schieten. Alleen wat hij stilhoudt, kan veilig in hem blijven bestaan, behoudt daar zijn kracht.
‘Waar ben jij bang voor?’ vraagt Jennie, ‘wat denk je dat ik zal vinden?’
‘Het gaat goed met me,’ zegt Max, ‘ik slaap goed. Dat wil ik graag zo houden.’
Uit De terugkeer
De trooster
Geheel tegen de regels van het klooster in wordt een nieuwe gast opgevangen door Jacob, de conciërge. Aanvankelijk stelt Jacob, zich bewust van de hiërarchie binnen de orde, zich terughoudend op. Maar gaandeweg groeit er een verstandhouding tussen de gelovige conciërge en de gast die een misdaad op zijn geweten heeft. Jacob verliest zich in de aandacht die hij krijgt en is bereid ver te gaan om de vriendschap te behouden.
Esther Gerritsen volgt het verhaal van de conciërge parallel aan het lijdensverhaal van Christus. Op de haar bekende scherpe manier ontleedt ze de relaties tussen mensen, de verwachtingen en belangen die daarbij spelen en ze stelt de vanzelfsprekendheid der dingen ter discussie.